DE GEHEIME LEER VAN SOENAN BONANG
(SOELOEK WOEDJIL).
INLEIDING, TEKST, VERTALING EN TOELICHTING
DOOR
POERBATJARAKA.
Inleiding.
Het gedicht is geschreven door ten minste drie handen strophe 1-37 verraadt een vaste hand en het schrift is dan 00k keurig te noemen 38 - 48 is wel duidelijk geschreven doch minder keurig. 49 - 54 vertoont een Soenda’sche hand, terwijl de rest weer geschreven is door de eerste hand. Hoewel de schriftvorm en het materiaal (daloewang) voldoende zijn om aan te nemen, dat het geschrift betrekkelijk oud moet zijn, is de taal toch een
Op
58 nt. 2 van zijn Proefschrift noemt Dr. B. J. O. Schrieke een Soeloek Doelil, zijnde Ms. B. G. No. 54. Van dit geschrift zegt Prof. Vreede in zijn ,,S(oeloek) Doelil, Catalogus biz. 320 Soenan Bonang aan onderwijs van Doelil.” Hoe men aan den naam Doelil komt, is mij niet duidelijk. Het zou veel beter geweest zijn het geschrift den naam Soeloek Woedjil te geven en dezen zullen wij voortaan gebruiken om het te benoemen. Want de persoon, aan wien Soenan Bonang de leer mededeelt, heet Woedjil, en bij de beschrijving van hetbiz.
zelfde
op een andere plaats in Vreedes
Catalogus
(biz.
naam Woedjil
315
-
316)
komt
wH
deze
voor.
De
Soeloek Woedjil dus, die wij hierachter in tekst en vertaling aanbieden, berust op Ms. B. G. No. 54 bovengenoemd. Dit Ms. is lang 23 en breed ih'/a cm., en telt 52 bladzijden oudinheemsch papier (daloewang). De eerste de Soeloek bladzijde is niet beschreven Woedjil begint op de tweede bladzijde en loopt tot aan het bovenste stuk van biz. 22. Wat daarop volgt is de Soeloek Darmana, een gedicht van 24 strophen dangdang-goela, vol alliteraties doch met heel weinig zin, loopende tot het midden van biz. 30. Behoudens een klein stukje wordt de rest geheel ingenomen door
een soort omwerking van de Niti^astra. De Soeloek Woedjil telt in het geheel 105 strophen, waarvan No. ssinbedorven, doch nog wel te herstellen a^walalita (een Oud-Jav. metrum) en No. 56 in midjil is. De rest is in dangdang-goela.
degelijker argument ten dezen. De taal nu vertoont volkomen duidelijk de eigenaardigheden van het Middel-Javaansch, de taal van de Pararaton. Dit blijkt niet
alleen uit
den woordenschat, maar ook
dat het predicatief prefix ra-, evenals in de Pararaton, nog werkelijk hieruit,
leeft.
Nog een teeken dat het geschrift dateert uit den tijd dien men tegenwoordig den Overgangstijd pleegt te noemen, •
is
het
feit
55 nog
te
dat het
metrum van strophe
herkennen
herstellen in,
de
is
als,
en dus te
naar zijn volgens de Oud-
a9walalita,
oorspronkelijken vorm latere tijden kan Jav. prosodie. 0 zulks niet worden verwacht, omdat de kennis van de Javanen omtrent de OudJav. prosodie geheel verdwenen is. In overeenstemming met de maat, is strophe 55 vervat inhet ,,Oud- Javaansch”. Ik behoef hierover niet langer uit te weiden en volsta met de mededeeling, dat dit stuk in woordkeus en grammaticale constructie zeer sterk doet denken aan zijn tijdgenooten, nl. de geinterpo-
i)
Wrettasancaya 94.
145